Een volk dat voor tirannen zwicht zal meer dan lijf en goed verliezen, dan dooft het licht. Ik zag deze dichtregel van Van Randwijk voor het eerst als meisje van een jaar of tien. Ik woonde in Suriname maar we waren in Nederland en mijn ouders, mijn zus Joan en ik logeerden bij een tante in Amsterdam. We zaten in de tram die langs het Weteringplantsoen reed en daar, op die muur las ik de woorden van Van Randwijk.
Al begreep ik ze niet goed als kind, ik voelde dat ze een grote en plechtige waarheid en waarschuwing bevatten: Een volk dat voor tirannen zwicht zal meer dan lijf en goed verliezen, dan dooft het licht.
Onmogelijk had ik toen kunnen vermoeden dat vele decennia later mij de grote eer te beurt zou vallen de Van Randwijklezing te mogen houden en het gedachtengoed van deze man te eren. Heel veel dank voor de uitnodiging vandaag hier in de Sint Jacobskerk te mogen staan.
Ik kon de woorden toen niet bevatten maar omdat ik er zo van onder de indruk was, grepen mijn ouders dit moment aan om ons te vertellen van de oorlog. Wat oorlog is, wat er gebeurde in de jaren 1940-1945 en tot in 1949, in Nederland, in Europa, het leed in Indonesië en ook vertelde ze over de grote inzet van vele vrouwen en mannen in Suriname tijdens de oorlog. Hoe Joden werden uitgenodigd naar Suriname te komen, gastvrij werden opgevangen, hoe het bauxiet van Suriname cruciaal was voor de bouw van de nodige oorlogsvliegtuigen en hoe de Surinaamse bevolking binnen drie maanden de financiële middelen voor een spitfire vliegtuig voor de Nederlandse luchtmacht bij elkaar had gespaard.
Ze vertelden van de vernietiging van miljoenen mensen, al die mensen die vaders, moeders, kinderen, opa’s, oma’s, ooms en tantes, neven en nichten, vrienden en kennissen of familie van anderen waren.
Ze vertelden hoe een bepaalde groep mensen welbewust en conform politiek beleid en in een politiek systeem, apart gezet werden. Bewust beetje voor beetje ontmenselijkt, zo sluipenderwijs, dat velen het niet eens doorhadden en anderen er de ogen voor gesloten konden houden. Totdat het te laat was en er geen weg terug meer was.
Ze vertelden hoeveel levens er gegeven zijn voor de vrijheid, de grote offers die er gebracht zijn. Ze vertelden van de vijfde mei, toen was Holland vrij. Hoe groot de vreugde was, hoe iedereen de straat op ging en feest vierde.
Vrijheid vieren. Dat doen wij hier vandaag in Vlissingen. En we doen dat uitbundig!
Zo werd ik mij ervan bewust dat vrijheid een groot goed is. Een groot goed dat niet vanzelfsprekend is en dat beschermd dient te worden. Vrijheid komt daarom met een grote verantwoordelijkheid.
Nooit meer….
Dat besef was er in 1945 wereldwijd en daarom deed de internationale gemeenschap toen, na de Tweede Wereldoorlog de belofte: dit nooit meer, nooit meer wereldoorlog. Daarom werd de universele verklaring van de rechten van de mens opgesteld en daarom werd in New York in 1945 de Verenigde Naties opgericht. Als voorzitter van de Nederlandse Unesco Commissie hecht ik eraan erop te wijzen dat de mensen die indertijd bij de oprichting van de VN om de tafel zaten drie pijlers definieerden die noodzakelijk zijn om wereldvrede te handhaven.
Ten eerste: rijkdom moet eerlijker verdeeld worden. In de afgelopen 79 jaar hebben we wat dat betreft goede en concrete stappen gezet. We zijn er echt nog lang niet, maar de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds zijn opgericht, er zijn regionale ontwikkelingsbanken en concrete ontwikkelingsdoelen, de SDG’s.
Ten tweede: er moest een internationale rechtsorde komen. Want misdaden tegen de menselijkheid mochten niet onbestraft blijven en dat konden we niet overlaten aan nationale hoven, maar er moesten internationale hoven komen. Ook dat hebben we goed gedaan. In Den Haag, de wereldhoofdstad van internationale rechtvaardigheid, zijn inmiddels gezaghebbende internationale hoven gevestigd.
Ten derde het beschermen van vrijheid en democratie. De derde pijler die men toen benoemd heeft als voorwaarde voor het handhaven van wereldvrede, is het benadrukken en versterken en bevorderen van alles wat mensen in hun menszijn, met elkaar verbindt. Wetenschap, onderwijs, communicatie, kunst, cultuur, erfgoed… Dat zijn zaken die mensen, puur op grond van de gemeenschappelijkheid van het mens-zijn, met elkaar verbinden. Om die pijler van de grond te krijgen werd Unesco opgericht, de United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization. Ons motto is: vrede creëren in de hoofden van mensen.
Met de woorden van de grondwet van Unesco: Since wars begin in the minds of people, it is in the minds of people that the defences of peace must be constructed. Gedachten van Vrede creëren in de hoofden van mensen, door kunst, cultuur, wetenschap en communicatie.
En verder staat er in die grondwet van Unesco: That ignorance of each other’s ways and lives has been a common cause, throughout the history of mankind, of that suspicion, and mistrust between the peoples of the world through which their differences have all too often broken into war.
Oftewel kort gezegd: we kennen elkaar niet. En we hebben steeds minder de wens elkaar te keren kennen. En omdat we elkaar niet kennen, wantrouwen we elkaar en dat wantrouwen vormt steeds weer een basis voor oorlog. Deze derde pijler is de afgelopen decennia veronachtzaamd.
Want als we kijken naar waar we nu staan en wat we gedaan hebben met die zwaar bevochten vrijheid van vandaag 79 jaar geleden, dan ziet de wereld er toch niet zo vrij en vredig uit als we toen hoopten en verwachtten, na die belofte : “Nooit meer”. Op tal van plekken hebben we die woorden niet waar kunnen maken en maken we die nog steeds niet waar. Soedan, Myanmar, Oekraïne, Gaza, ik noem lang niet alles. Opnieuw zien we op zoveel plekken in de wereld het gewapend conflict oplaaien en mensen op de vlucht slaan.
Hebben we dan nog steeds niets geleerd van de geschiedenis? Wat mij ook weer bij deze hedendaagse conflicten opvalt is dat weer met name etniciteit en religie een belangrijke rol spelen. Bij het ontstaan en bij het in stand houden van deze conflicten. En dat etnische en religieuze verschillen gebruikt worden om de ander te ontmenselijken, de menselijke waardigheid af te nemen. Waardoor je die ander, als je die niet meer als mens beschouwt, kunt uitmoorden, verdelgen als een insectenplaag of ermee kunt doen wat je wilt, ze gebruiken, het zijn immers geen mensen. Dit gevaarlijke systeem zagen we in de Tweede Wereldoorlog en ook al veel eerder, we zagen we het ook in de tijd van slavernij. Het duikt iedere keer weer op.
Waarom leren wij als mensen niet? Waarom trappen we iedere keer in die valkuil, iedere keer weer de ander ontmenselijken, iedere keer weer zoveel verwoesting van levens. Waarom blijft dit zich herhalen en waarom verzetten we ons hier niet tegen? Dat is de vraag die ik mijzelf vaak gesteld hebt.
Ik heb natuurlijk het ultieme antwoord niet. Maar misschien is het net zo gegaan als met die derde pijler voor het handhaven van wereldvrede, die alles moet benadrukken wat mensen bindt, en die we veronachtzaamd hebben.
Misschien hebben we net zo, bij de herkregen vrijheid ons vooral gefocust op de politieke vrijheid die verkregen was en hebben we de geestelijke vrijheid veronachtzaamd. We vierden de bevrijding van de Duitse overheersing, bevrijding van het buitenwerking stellen van democratische instituties, bevrijding van een door een buitenlandse natie opgelegd systeem.
Maar vrijheid komt met een zware verantwoordelijkheid, die méér vraagt. Vrijheid doet ook een beroep doet op de geestelijke staat van een land. Want de politieke instellingen worden gestuurd door de geestelijke staat van een land. En met die geestelijke staat verwijs ik naar zaken als humaniteit en medemenselijkheid: hoe kijken we als burgers van een land naar elkaar, zijn we nieuwsgierig, of op zijn minst, geïnteresseerd in elkaar, hoeveel ruimte gunnen we elkaar, en, wat hebben we gemeenschappelijk? Wat zijn onze gemeenschappelijke dromen en hebben we eigenlijk wel een gedeeld toekomstperspectief?
Mijn indruk is dat we die geestelijke staat van ons land, hebben laten verslonzen. De geestelijke vrijheid die kwam met de politieke vrijheid op Bevrijdingsdag is niet ten volle benut. Want kennelijk is met de jaren het besef ontstaan dat vrijheid vanzelfsprekend is, ons recht is, net als de democratie en burgervrijheden die bij die vrijheid horen.
Inmiddels weten we dat dat niet zo is: vrijheid, democratie en burgerrechten zijn niet vanzelfsprekend en het is de hoogste tijd ons af te vragen hoe we die vrijheid van de geest weer ruimte kunnen geven, zodanig dat we onze politieke vrijheid en onze democratie kunnen beschermen. Om onze waarden, waarvoor zoveel levens gegeven zijn en nog steeds gegeven worden, weer inhoud en betekenis te geven.
Dat is van urgent belang, zeker voor een land als dat van ons, een land aan de zee, dat weet u hier in Vlissingen als geen ander, een land dat van oudsher gastvrij was. Gastvrijheid, dé basis van de joods-christelijke waarden waar de laatste tijd zo vaak aan gerefereerd wordt, maar helaas dan net niet aan dit aspect: gastvrijheid, openheid, als basiswaarde die ons land gevormd heeft, een land dat een brug vormt tussen culturen.
Dit is van urgent belang ook voor ons continent Europa, eens de bakermat van wetenschap en een brandpunt van verschillende culturen, een van de plekken waar democratie kon wortelen, waar kunsten vrij bedreven werden waar al die mooie Unesco werelderfgoed plekken van getuigen, de schilderkunst, muziek en literatuur, geestelijke vrijheid die benut werd om de tijden en het leven te duiden.
Het is een urgente plicht dit besef en de waarden van democratie en rechtsstaat weer een centrale plek te geven in onze samenleving.
Maar hoe doe je dat? Hoe bewegen we onze samenleving een andere kant op, de kant waar kunst, cultuur, wetenschap en communicatie weer een centralere plek hebben? Waar we geestelijke vrijheid ten volle benutten vanuit het besef van verbondenheid met de ander.
Ik heb het antwoord niet, maar ik heb er wel veel over nagedacht en een paar van die gedachten wil graag met u delen vandaag. Ik noem vijf randvoorwaarden die daarvoor cruciaal zijn:
De politiek
Wat mij betreft is de politiek de afgelopen decennia de verkeerde kant opgegaan. Het is mijn overtuiging dat het politieke in essentie gaat om het verbinden. Verbinden van mensen met elkaar en met de planeet. Dat klinkt voor sommigen als geitenwollensokken vaagheid, maar volgens mij is dat uiteindelijk de kern van politiek, ook van het parlementaire werk, zoals ik dat indertijd heb opgevat. Het gaat daar immers om ‘parlare’, spreken, redeneren, het zorgvuldig kiezen van woorden, argumenteren, met respect voor elkaar.
Hanna Arendt, de Duits-Joodse filosofe en politiek denker, zegt het mooi: “Het aan het licht brengen van de waarheidsgehalte in iedere opinie”. Dit staat natuurlijk lijnrecht tegenover dat waar populistische bewegingen voor staan, omdat zij menen de waarheid in pacht te hebben en alle andere meningen sowieso niet serieus nemen. Harde taal, elkaar flink de waarheid zeggen, staan voor een dergelijke politieke cultuur, die weinig met verbinden en je kwetsbaar durven opstellen te maken heeft. De vraag is wat deze tijd, waarin we voor zoveel uitdagingen staan, nationaal, op EU-niveau en internationaal van politici vraagt.
Wat mij betreft hebben we nu politici nodig die niet uit zijn op het reduceren van mensen tot economische wezens, tot consumenten, politici die niet denken in termen van winst en verlies, nee… politiek moet gericht zijn op de zachte krachten, de krachten die verbinden. We hebben zachte krachten nodig in de politiek en dat is niet hetzelfde als soft zijn. Het gaat om het met lef, overtuigd, eigentijds en authentiek uitdragen van de eigen politieke boodschap. Waardengedreven politiek, als daar nu niet voor gekozen wordt zal de verbrokkeling van het politieke veld doorzetten, wat onvermijdelijk leidt tot verdere ondermijning van democratische instituties in ons representatieve democratische bestel.
Daarom pleit ik ook voor de terugkeer van begrippen als verantwoordelijkheid en solidariteit in plaats van “eigen land” en “eigen volk” eerst. Dit zijn geen softe of loze begrippen. Het gaat er om de ander werkelijk te zien, om het formuleren van beleid dat het leggen van contacten tussen mensen en ook tussen mensen op verschillende plekken in de wereld mogelijk maakt .
Ik pleit daarmee ook voor veel meer interesse in en begrip voor landen in wat wel genoemd wordt de global south, de zuidelijke landen, landen in Azië, Latijns Amerika en Afrika. Samenwerking zoeken met die landen is een noodzaak. Omdat Europa allang niet meer die centrale en leidende plek in de wereld heeft die het eens had en omdat het -vaak onbewuste, maar diepgewortelde- superioriteitsgevoel dat er in Europa heerst, allang niet meer te rechtvaardigen is.
Kunst en cultuur
“Als we besparen op cultuur waar vechten we dan nog voor”. Deze vraag is meer dan eens toegeschreven aan Winston Churchill. Hij zou dit gevraagd hebben toen hij, tijdens de tweede wereldoorlog met zijn kabinet de nationale begroting besprak en er een voorstel lag om de uitgaven voor kunst en cultuur te schrappen ten behoeve van de oorlogsindustrie.
Cultuur, als de optelsom van de factoren en disciplines die er deel van uitmaken, de instandhouding van een erfgoed van ideeën, waarden en kunstwerken, van steeds veranderende historische, religieuze, filosofische en wetenschappelijke kennis, vormt de ziel van een samenleving. Cultuur helpt ons te blijven geloven in het onmogelijke en kan het onzegbare, dat waar geen woorden voor zijn, voelbaar maken. Dat kan door taal, door muziek, cultuur raakt je hart en verbindt je daardoor met anderen, die hetzelfde ervaren.
In een wereld die ondanks alle contacten via social media gekenmerkt wordt door eenzaamheid en gevoelens, zeker onder jongeren, van machteloosheid en zinloosheid, kunnen kunst, literatuur en cultuur een uitweg bieden, omdat ze helpen te duiden, bespreekbaar maken, ons empathisch vermogen vergroten, ontregelen en nieuwe perspectieven laten zien.
Cultuur is de ziel van de samenleving, de ziel die we veronachtzaamd hebben de afgelopen jaren. Het is die ziel, waarnaar, naar mijn mening, Van Randwijk verwijst als hij zegt: dan dooft het licht. Niet alleen het lijf en het goed doen ertoe, zonder dat licht, is er geen leven.
De media
We kennen allemaal de trias politica van Montesquieu. De drie machten in de democratie die staan voor onafhankelijk bestuur op grond van checks and balances. Uitvoerende macht, wetgevende en de rechterlijke macht. Maar er is een vierde macht, die minstens van even grote invloed is, dat is de macht van de media.
Media (en maar al te vaak fake-news), bepalen wat wij, die kranten lezen, TV kijken en op twitter, insta, tiktok etc zitten, horen over wat er in de wereld gebeurt en wat we daarvan zouden moeten of kunnen vinden. Dus media spelen een grote rol. In onze vrije samenleving, hebben media daarom een enorme verantwoordelijkheid. Niet oppervlakkig met de hype van de dag meegaan en je beroepen op vrijheid van meningsuiting om maar alles te kunnen zeggen, maar kwaliteitsjournalistiek leveren, betrouwbaar, op feiten gebaseerd werk.
Noodzaak van diversiteit
Op grond van mijn ervaringen, wonen en werken op verschillende plekken in de wereld is het voor mij duidelijk, dat om de uitdagingen waar we voor staan van een passend en structureel antwoord te voorzien, we diversiteit nodig hebben. Of het nu gaat om vraagstukken op gebied van duurzaamheid, klimaatverandering, energietransitie, of migratie, ze zijn niet vanuit één manier van denken aan te pakken.
De wereld heeft diversiteit nodig en om dat de volle ruimte te kunnen geven, is er dienend leiderschap nodig.
Dat betekent niet dat je als leider maar alles laat gebeuren en duizend bloemen moet laten bloeien, maar dat je als leider bewust op zoek gaat naar wat verbindt en hoe je dat kunt versterken.
Waarbij het vooral gaat om het geven van platform aan anderen, en niet aan de leider zelf.
In zijn zeer lezenswaardige boek “Waakzaam Burgerschap” stelt Ernst Hirsch Ballin dat in een samenleving die al lang niet meer demografisch gesloten en cultureel homogeen genoemd kan worden het óók gaat “om het gemis van een gezamenlijke ervaring van geschiedenis en levensperspectieven.”
En dat dat niet kan worden gerepareerd door gedwongen assimilatie van minderheden, evenmin door een nationalisme dat slechts voor een deel van de bevolkingsgroepen relevante geschiedenissen idealiseert.
Om onze democratie te versterken is het van belang op geschikte momenten, zoals herdenkingen en op geschikte plekken, zoals musea, ruimte te maken voor een verscheidenheid van historische en persoonlijke ervaringen.
Zelf heb ik ervaren hoe zeer monumenten belangrijke en onmisbare plekken zijn om die verscheidenheid van historische en persoonlijke ervaringen te delen.
Dat bewijzen de slavernijmonumenten op verschillende plekken in ons land. Het is jammer dat Vlissingen het creëren van een dergelijke plek, heeft afgewezen. Want juist als deze ervaringen een platform krijgen en met anderen gedeeld worden, kunnen ze de richting wijzen, naar een werkelijk gezamenlijke toekomst.
Dit alles vraagt iets van ons, als burgers, als samenleving. Ik denk dat wij een tijdperk ingaan, waarin wij meer dan ooit uitgedaagd zullen worden om met verandering om te gaan, ons aan te passen aan nieuwe omstandigheden, dichtbij huis en verder weg, maar met behoud van onze waarden.
Charles Darwin zei het al: Het is niet de sterkste van de soort, die overleeft en ook niet de intelligentste. Het is degene die het best tegen verandering kan.
En daarmee kom ik op onszelf, wij, ieder van ons. Wat kunnen wij doen om de geestelijke vrijheid, de vrijheid van onze geest die we ook terugkregen vandaag 79 jaar geleden, veel meer te benutten. Om te voorkomen dat we als mensheid steeds weer in die valkuil van haat en geweld trappen.
Allereerst: de angst loslaten. Angst voor de ander, angst om macht en privileges te verliezen, angst om ons uit te spreken. En dus, er bewust voor kiezen níet te zwijgen, maar je stem te laten horen. In een stemhokje, straks op 6 juni bijvoorbeeld, maar ook in het dagelijks leven. Op straat, op school, op het werk of waar ook, als er dingen gebeuren die niet passen bij onze waarden en onze cultuur.
“For evil to florish, it only takes good men to do nothing”. Om het kwaad te laten bloeien vereist het alleen dat goede mensen niets doen (of zeggen), zei Simon Wiesenthal.
Niet in de put
Vandaag staan we stil bij het feit dat vrijheid niet vanzelfsprekendheid is.
Het is aan ons haar sprekend te maken, haar liefdevol te beschermen. Maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan, nu velen zich overmand voelen door negatieve en sombere gevoelens, machteloos staan tegenover oplaaiend gewapend conflict op tal van plekken terwijl we 79 jaar geleden zeiden nooit meer.
Mijn oproep hier op 5 mei, is nadrukkelijk niet in de put te raken, ons daartegen te verzetten. Juist nu, nu we ons -meer dan lange tijd het geval geweest is-, bewust zijn van onze kwetsbaarheid én onze verbondenheid met wat er elders gebeurt, en ook onze verbondenheid met de natuur, juist nu zouden we ons geroepen moeten voelen die zachte krachten, dat wat mensen verbindt, te benadrukken.
Want juist deze tijd laat ons toch zien, dat wij mensen elkaar nodig hebben. Om de grote vraagstukken waar we voor staan op te lossen. En om onze geestelijke vrijheid ten volle te benutten en in te kunnen zetten voor de waarden die we willen te beschermen en beloofden te beschermen. Democratie, burgerrechten en vrijheid.
Suriname
Zoals ik vertelde ben ik in Suriname geboren en getogen.
Mij wordt vaak gevraagd hoe het komt dat in Suriname diversiteit zo vanzelfsprekend is. Het is immers het enige land ter wereld waar een synagoge en een moskee naast elkaar op een terrein staan en waar de bezoekers van die synagoge en moskee ook nog gebroederlijk en gezusterlijk met elkaar optrekken als dat zo uitkomt.
Dat komt, omdat men in Suriname wist dat men elkaar nodig heeft. Toen de plantage-eigenaren, zoals ook de Zeeuwse familie Van Pere, teruggingen naar Europa, nadat ze rijk geworden waren van het werk dat tot slaafgemaakten uit Afrika en contractarbeiders uit onder andere India, Indonesië en China op hun plantages verricht hadden, toen er geen winst meer te behalen viel en de plantage-eigenaren vertrokken, bleven de bewoners van Suriname, van waar en hoe ze daar ook samenkwamen, achter. Men keek elkaar aan en wist: willen we verder komen, dan zullen we dat samen moeten doen. We hebben elkaar nodig.
Dat besef heeft hier zolang ontbroken.
Maar nu weten we beter. De huidige ontwikkelingen maken dat we er echt de ogen niet meer voor kunnen sluiten, dat ook wij in ons rijke overvloedige land kwetsbaar zijn.
Dat onze vrijheid kwetsbaar is en onze democratie niet vanzelfsprekend. En dat als wij die willen beschermen, we elkaar nodig hebben. Mensen dichtbij en mensen ver weg.
Door vanuit dat besef oprecht de ander te willen leren kennen, kunnen wij, ieder van ons en ieder op de eigen plek en de eigen manier, de zachte krachten terugbrengen die nodig zijn, voor een machtig tegengeluid, tegen polarisatie, tegn wantrouwen, tegen uitsluiting, tegen onzekerheid en angst. Door dat te doen, door de zachte krachten toe te laten, maken we vrijheid en democratie, sprekend en pas dan, vanzelfsprekend.
Dat kan alleen door geestelijke vrijheid, vrijheid van de geest, ten volle ruimte te geven.
Ik refereerde al aan Churchill, diens opmerking over cultuur, die het leven zin geeft. Cultuur als ziel van de samenleving en dat dat het licht is, dat niet mag doven.
Maar er is meer te zeggen over dat licht.
Paul Celan, de dichter, wiens ouders de concentratiekampen niet overleefden en die zelf in de tweede wereldoorlog lange tijd dwangarbeid moest verrichten, -u kent misschien wel zijn gedicht Todesfuge (“Schwarze Milch der Frühe, wir trinken sie abends, wir trinken sie mittags und morgens, wir trinken sie nachts, wir trinken und trinken…)- schreef meer.
Zijn gedicht “Du sei wie du” -jij wees wie je bent- is een van zijn allerlaatste gedichten. Het is een complex gedicht. Wees jij wie je bent en geef daardoor ook anderen de ruimte om zichzelf te zijn.
Het gedicht kent veel lagen en Bijbelse verwijzingen, maar mij troffen de laatste twee woorden van het gedicht: kumi ori.
Dat is Hebreeuws voor “sta op, wees licht”.
Een oproep aan ons allemaal dus, om zelf dat licht te zijn.
Het licht, dat de ziel van onze samenleving is, dat staat voor solidariteit en verantwoordelijkheid, voor alles wat ons mensen bindt en voor dat, wat meer nog is, dan lijf en goed.
Van Randwijk, in zijn prachtige gedicht, “Bericht aan de levenden” roept ons op waakzaam te zijn, verder te kijken dan onze directe omgeving en de medemens werkelijk te zien, “gun Uw ogen wijder zicht” roept op tot medemenselijkheid en hij benadrukt de gelijkwaardigheid van “allen tezamen voor het gericht”. En dat wij, de levenden, altijd de keus hebben tussen goed of kwaad. En hij waarschuwt ons met zijn gedicht:
“Allen, die hier tesamen zijn,
De levenden, de doden,
De handbreed, die ons scheidt, is klein,
wij zijn tesamen ontboden voor het gericht…
Gedenk de liefste, die hier ligt,
De broeder, vrind of vader,
Maar gun Uw ogen wijder zicht,
Aanzie het land en alle mens tegader,
Hoor dit bericht:
Wij staan tesaam voor het gericht,
Voor goed of kwaad te kiezen,
Een volk dat voor tirannen zwicht, zal meer dan lijf en goed verliezen,
dan dooft het licht.”
Sta op, laat de geestelijke vrijheid niet verdwijnen en wees het licht. Het licht dat niet mag doven.