Op 27 juni maakte het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland bekend dat de Inventaris Immaterieel Erfgoed Nederland uitgebreid wordt met acht inschrijvingen. De inventaris van het levende erfgoed in Nederland bevat dan in totaal 156 elementen. Dit grote aantal onderstreept het belang dat Nederlanders hechten aan immaterieel erfgoed.
Bijschrijving in de inventaris is een middel om de beoefenaars te helpen bij het levend houden van hun immaterieel erfgoed. Het betreft erfgoed ín Nederland en niet ván Nederland, of iets dat “typisch Nederlands” is. De beoefenaars maken zelf een plan om het erfgoed met behoud van kernwaarden toekomstbestendig te maken en schrijven het zelf bij in de inventaris. Meer informatie over dit proces vindt u op www.immaterieelerfgoed.nl.
Het organiseren van een nationale inventaris is een verplichting die voortvloeit uit het Unesco Verdrag ter bescherming van het Immaterieel Erfgoed uit 2003, dat Nederland in 2012 ratificeerde. De Nederlandse overheid kan immaterieel erfgoed uit deze inventaris voordragen bij Unesco voor de Internationale Representatieve Lijst van Immatereel Erfgoed. Dat gebeurde in 2017 als eerste met het ambacht van de molenaar.
De nieuwe inschrijvingen zijn:
Pride Amsterdam
Pride Amsterdam vindt plaats sinds 1996 en vraagt blijvend aandacht voor de mensenrechten in het algemeen en de acceptatie van en gelijkheid van LHBTI's in het bijzonder, waar ook ter wereld. Pride is een groots feest en tegelijkertijd een indrukwekkend pleidooi voor de emancipatie van LHBTI’s.
Pride Amsterdam is de 150ste inschrijving op de inventaris en de eerste pride ter wereld die als immaterieel erfgoed wordt erkend.
4 en 5 mei
De Nationale Herdenking op 4 mei en de Nationale Viering van de Bevrijding op 5 mei zijn een breed gedragen traditie in Nederland. Het zijn twee momenten van saamhorigheid, waarbij op 4 mei wordt stilgestaan bij de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog en van oorlogssituaties en vredesmissies nadien. Op 5 mei wordt de bevrijding gevierd en het feit dat we sindsdien in Nederland in vrijheid mogen en kunnen leven.
De herdenking en viering van Leidens Ontzet in 1574
Leidens Ontzet wordt sinds 1574 in Leiden gevierd en behoort tot de grote volksfeesten van Nederland. Op en rondom 3 oktober vieren alle lagen van de bevolking het ontzet van Leiden: een historisch volksfeest. De binnenkomst van de Geuzen over het water, het eten van de hutspot, de taptoe door de stad en de herdenkingsdienst in de Pieterskerk: het hoort bij Leidens Ontzet en wordt van generatie op generatie overgedragen.
Straatexploitatie van draaiorgels
De straatexploitatie van draaiorgels bestaat uit ‘eropuit gaan’ met een draaiorgel. Idealiter met een gezelschap, ploeg, van minimaal drie personen maar tegenwoordig zijn het vaak duo’s en in toenemende mate solisten die de straatexploitatie uitoefenen. Vrijwel alle exploitanten krijgen geregeld aanmoediging van winkelend publiek en andere bezoekers van de binnensteden.
Slipjacht
De 100 jaar oude slipjacht bestaat uit een groep Engelse foxhounds, een meute, en een groep ruiters en amazones, die in het buitengebied van Nederland een kunstmatig vossenspoor van enkele kilometers volgen. De zogenoemde Huntsman leidt de meute tijdens de slipjacht waarbij hij wordt geassisteerd door enkele geoefende ruiters en amazones. Per jaar worden ongeveer 50 slipjachten georganiseerd, vooral in de Achterhoek en Twente.
Het woord ‘jacht’ doet anders vermoeden, maar de ‘slipjacht achter de meute’ betreft nooit de jacht op een dier. Het is een samenspel tussen honden, ruiters en amazones die een kunstmatig getrokken vossengeur volgen. De samenwerking met terreineigenaren en de afstemming met een dierenarts die altijd bij de jacht aanwezig is voor het welzijn van de dieren plus de samenwerking met ecologen wanneer de route wordt uitgestippeld, is een voorwaarde voordat een slipjacht daadwerkelijk wordt gehouden. Slipjacht is een traditionele, gedisciplineerde samenwerking tussen mens en dier.
Decoratieve schildertechnieken
Het ambacht van decoratief schilder bestaat uit verschillende technieken, waarvan sommigen al worden uitgevoerd sinds de klassieke oudheid. Ze werden gebruikt om landhuizen, kerken, grachtenpanden, fabrieken, winkelpanden, maar soms ook doorsnee huizen mee te versieren. Door de benodigde vakbekwaamheid waren het technieken die slechts op twee manieren werden doorgegeven: van vader op zoon of van meester op leerling. Na de Tweede Wereldoorlog werd de vraag minder, als gevolg verminderde budgetten en veranderende trends in decoratie.
Gregoriaanse zang
In de burgermaatschappij zijn er nog maar weinig mannenkoren over die zich op gregoriaanse zang toeleggen en het wekelijks beoefenen. Het mannenkoor In Honorem Dei uit Schiedam is zo’n koor. Het zingt tijdens de traditionele rooms-katholieke mis eeuwenoude gregoriaanse gezangen, doorgaans uit het liedboek Graduale Romanum. De muzieknotatie is altijd in neumen, een oud en primitief notenschrift. De zang is monofoon.
Dit type zang is eeuwenlang door verschillende christelijke gemeenschappen en kloosterordes doorgegeven en levend gehouden. Veel gregoriaans stamt uit de 9e en 10e eeuw en zou ontstaan zijn in een Karolingische synthese van Romeinse en Gallische zangstijlen.
Handschrift
Handschrift is het zodanig met een pen over papier bewegen dat de leestekens door de schrijver en anderen duidelijk te lezen zijn. Daarnaast stimuleert het de ontwikkeling van de hersenen. De schrijver uit niet alleen het handschrift maar ook gevoel en persoonlijkheid. Iedereen die met de hand schrijft, beoefent dus deze techniek. Denk aan leerkrachten in het basisonderwijs en ouders die kinderen leren schrijven.