‘Het stempel Unesco maakt veel los’

‘Het stempel Unesco maakt veel los’

Vincent Robijn, directeur van de Collectie Overijssel, is de nieuwe voorzitter van het Memory of the World Comité Nederland.

Vincent Robijn is de nieuwe voorzitter van het Memory of the World Comité Nederland. Het comité dat aandacht vraagt voor het belang en het behoud van documentair erfgoed in ons land. Daarnaast ondersteunt het comité de voordrachten voor zowel het internationale, als het Nederlandse Memory of the World Register. In deze twee registers neemt Unesco documentair erfgoed op met een uitzonderlijke betekenis voor ofwel de wereld, of voor Nederland.

Robijn is historicus en archivaris en oorspronkelijk afkomstig van Ameland. Hij werkte bij diverse archiefinstellingen in verschillende steden, waaronder Rotterdam en Amersfoort. Op dit moment is hij directeur van de Collectie Overijssel, het regionaal historisch centrum Overijssel, in Zwolle en Deventer.

Image
Vincent Robijn
Vincent Robijn is de nieuwe voorzitter van het Memory of the World Comité Nederland. (Foto: Grietje Mesman)

In Zwolle heeft u het Anno-programma opgezet. Kunt u daarover iets vertellen?

“Anno is een nieuw museaal concept om de geschiedenis van de stad te presenteren. Deze geschiedenis brengen we niet als vast gegeven, maar bevragen we continu opnieuw. Vanuit het nu, maar ook op basis van collecties die beschikbaar zijn, of die recent voor het eerst toegankelijk zijn gemaakt. Bij Anno hebben we de vakdisciplines die aan geschiedenis werken – archeologie, bouwhistorie, monumentenzorg, museaal collectiebeheer en archiefcollectiebeheer – onder één publieksmerk gebracht. Om als het ware de schotjes tussen de disciplines voor het publiek weg te halen en ook het onderzoek binnen die disciplines presentabel te maken. Zo kan het publiek bijvoorbeeld meekijken in het lab van archeologen die reconstructies maken of vondsten schoonmaken. Ook met de archief- of documentaire collecties kunnen we nieuwe verhalen reconstrueren, en die op een publieksvriendelijke manier ontsluiten.”

Hoe kwam u in aanraking met het Memory of the World Programma van Unesco?

“Ik was er al langer bekend mee, maar het ging echt voor me leven toen Tresoar in Leeuwarden de Richthofenkolleksje nomineerde. Ik ken die organisatie vrij goed. Als middelbare scholier kwam ik al bij de voorloper van Tresoar. Als je dan ziet wat een impact die nominatie en toekenning hebben gehad: de Unesco-vlag die werd gehesen, een zaal vol trotse Friezen. Dat is toch wel bijzonder om te zien. En dat ging dan over 14e-eeuwse middeleeuwse handschriften in het oud-Fries. Een taal die slechts een paar experts kunnen lezen. Ook het congres erover werd zeer goed bezocht. Het Unesco-stempel maakte veel los.”

Vindt u erkenning door Unesco belangrijk?

“Je zou kunnen zeggen: ‘Maakt dat wat uit, zo’n label van Unesco?’ Maar ja, ik vind die erkenning toch heel belangrijk. Vanuit de geschiedwetenschap, en ook in het collectiedenken, is lange tijd de nadruk gelegd op alles wat uit Holland komt. Dat had onder meer te maken met het historische verhaal dat in de 19e eeuw over Nederland in elkaar werd gemetseld. Veel zaken die met dat verhaal schuurden of die er niet in pasten, verdwenen naar de achtergrond. 

In lokale en regionale collecties zitten nogal wat van dat soort items. Zij vormen een bron van andere perspectieven op de geschiedenis. Zo’n onafhankelijke erkenning door Unesco helpt om collecties die in de regio zelf als waardevol worden beschouwd, ook in een breder verband op waarde te schatten. De Unesco-inschrijving zorgt ook voor een gevoel van waardering onder de lokale bevolking. Dat helpt bij het draagvlak voor lokale instellingen.”

Image
Een verzetskist uit Twente. (Foto: Collectie Overijssel)

Doet de Nederlandse overheid archieven en collecties buiten de Randstad te kort?

“Nee, zakelijk gezien niet. In Nederland is beheer en behoud prima georganiseerd en wettelijk verankerd. Daar kun je weinig kritiek op hebben. En we zijn niet puur afhankelijk van cultuursubsidies voor financiering, dus dat is goed geregeld. Maar er is wel minder aandacht voor de regio. En ik zou graag zien dat ook de gebieden die niet tot de Randstad behoren goed aan bod komen. Je kunt van mensen uit de grote stad niet verwachten dat ze precies in het hoofd hebben wat er in Oldenzaal ligt. Daarom is het zo belangrijk dat regionale collecties, in het brede koninkrijk, toegankelijker worden gemaakt. Dat je er iets mee kan, dat je erin kunt, of dat je tenminste weet waar iets ligt. In die zin ben ik een echte archivaris. Die ontsluiting kan bijdragen aan nieuwe en meerstemmige verhalen. En daardoor andere perspectieven opleveren op de soms wat uitgekauwde, bekende geschiedenis.” 

Heeft u al concrete plannen met het Memory of the World comité?

“Ik ben net begonnen, dus ik wil eerst goed kennis maken en kijken hoe dingen lopen. Om nu meteen iets te gaan roepen, dat past minder bij me. Wat ik wel meebreng is dat ik niet alleen vanuit de Randstad denk. Voor de bemensing van het comité in de toekomst kijk ik wellicht iets nadrukkelijker naar wie er aan tafel zitten, en wie er betrokken zijn. Of daarin stad en regio en de landen en gemeenten in de Cariben evenwichtig zijn vertegenwoordigd.

De ‘Memory of the World’-erkenningen hebben mij natuurlijk ook aan het denken gezet over onze eigen collectie in Overijssel en of daar niet iets tussen zit dat het waard is om te nomineren. Mijn antwoord is bevestigend, alleen kan ik dat in mijn nieuwe rol zelf niet meer uitvoeren. Maar ik kan anderen natuurlijk wel aansporen er werk van te maken.”

Loading...