In het ruimtelijk beleid van de rijksoverheid is het behouden en versterken van werelderfgoed een nationaal belang. De instandhouding van werelderfgoed is een nationale verplichting uit het werelderfgoedverdrag en richt zich op het waarborgen van het behoud van de uitzonderlijke universele waarde van een object of gebied dat is ingeschreven op de werelderfgoedlijst.

2.2 Rijksregels en doorwerking naar decentrale regels

Twee wetten zijn belangrijk voor het werelderfgoed van Nederland, dat zijn de Erfgoedwet en de Omgevingswet. De Erfgoedwet gaat min of meer over wat er beschermd wordt en de Omgevingswet gaat over de omgang met het beschermde erfgoed in de ruimtelijke ordening.

Erfgoedwet

De Erfgoedwet geeft de mogelijkheid aan het Rijk om wettelijk beschermde monumenten en beschermde Stads- en Dorpsgezichten aan te wijzen. De bescherming van het Eisinga Planetarium, het ir. D.F. Woudagemaal, het Rietveld-Schröderhuis, de Van Nelle-fabriek, Molencomplex Kinderdijk-Elshout en de Grachtengordel van Amsterdam zijn op deze manier beschermd. Voor de wettelijk beschermde rijksmonumenten is een subsidieregeling voor de instandhouding ervan in de wet opgenomen. 

Voor meer informatie zie: Erfgoedwet | Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed 

Omgevingswet

De Omgevingswet definieert het volgende als cultureel erfgoed: cultuurlandschappen, archeologische monumenten, gebouwde en aangelegde monumenten, stads- en dorpsgezichten en roerend of immaterieel cultureel erfgoed (voor zover dat voorwerp is of kan zijn van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties). De rijksregels voor werelderfgoed in de Omgevingswet zijn bedoeld om de uitzonderlijke universele waarde van werelderfgoed te behouden. 

De rijksregels zijn omschreven in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Afdeling 7.2 van het Bkl richt zich specifiek op de grootschalige culturele werelderfgoederen te weten: Droogmakerij de Beemster, Hollandse Waterlinies, Schokland en omgeving, Neder-Germaanse Limes en de Koloniën van Weldadigheid. De betreffende sites worden omschreven in artikel 7.3. Voor deze sites wordt het nationaal belang geborgd via het instrument van de ‘getrapte’ instructieregels, uitgeschreven in artikel 7.4. Met deze regels instrueert het Rijk over de omgevingsverordening, waarna de provincie op haar beurt instructieregels geeft over het gemeentelijk omgevingsplan. De omgevingsverordening is het wettelijk instrument voor provincies om ontwikkeling te toetsen en rechtsinstrumenten in te zetten, indien de belangen van het werelderfgoed onvoldoende zijn opgenomen. Gemeenten toetsen of een plan het werelderfgoed niet schaadt en nemen zo nodig regels op in hun omgevingsplannen om behoud van werelderfgoed te borgen. Voor de toepassing van de instructieregels aan de provincies is de uitzonderlijke universele waarde van deze vijf werelderfgoederen geoperationaliseerd naar kernkwaliteiten. Bijlage XVII binnen het Bkl omschrijft de kernkwaliteiten van deze vijf werelderfgoederen. Deze worden vervolgens door de provincies nader uitgewerkt in de provinciale verordening met instructieregels aan gemeenten.

Let op: Deze brochure loopt hierin vooruit op een actualisatie van bovengenoemde Afdeling 7.2 van het Bkl. Het ministerie van OCW actualiseert deze afdeling, omdat de huidige set kernkwaliteiten en begrenzingen niet meer actueel zijn door de inschrijving en aanpassing van enkele werelderfgoederen door besluiten van het Werelderfgoedcomité in juli 2021. De verwachting is dat deze actualisatie per juli 2025 in werking treedt. Het belangrijkste verschil ten opzichte van de huidige situatie is dat momenteel de Stelling van Amsterdam en Nieuwe Hollandse Waterlinie nog apart staan vermeld en Schokland niet is opgenomen in artikel 7.4 en bijbehorende bijlage XVII.

In artikel 5.131 van het Bkl wordt de gemeentelijke verantwoordelijkheid vastgelegd: In het omgevingsplan wordt rekening gehouden met het belang van het behoud van de uitzonderlijke universele waarde van werelderfgoed. 
De Omgevingswet zal ook van invloed zijn op het gebied rondom het werelderfgoed. Er geldt namelijk een algemene zorgplicht die tot doel heeft beschadiging of vernieling van het werelderfgoed te voorkomen. De initiatiefnemer van een activiteit is verplicht om alle maatregelen te nemen die daarvoor nodig zijn om beschadiging of vernieling van werelderfgoed te voorkomen, ook als de activiteit buiten de grens van het werelderfgoed plaatsvindt. Dit is nodig voor zover dit de uitzonderlijke universele waarde van het Werelderfgoed raakt. Deze regel is niet aan grenzen van gemeenten, provincies of zelfs Rijk gebonden. Deze zorgplicht is onderdeel van de Omgevingswet en opgenomen in het Besluit Activiteiten Leefomgeving (Bal), artikel 14.7.

Daarnaast zijn alle overheden (behalve waterschappen) verplicht om een Omgevingsvisie op te stellen. De omgevingsvisie geeft weer wat de gemeenteraad, provinciale staten of het Rijk wil bereiken voor hun eigen grondgebied en dus ook met het (wereld)erfgoed. 

Actuele informatie over de Omgevingswet is te vinden via het Informatiepunt Leefomgeving (dossier voor (wereld)erfgoed), de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (dossier erfgoed) de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten (algemeen) en de website van de Rijksoverheid (algemeen). 
 

Image
kaart van gemeentes in Nederland met Unesco-Werelderfgoed
Loading...